- omgaan
- {{omgaan}}{{/term}}1 [rondgaan] go round ⇒ 〈hoek, bocht ook〉 turn, round2 [verstrijken] pass (by)3 [leven met, hanteren] 〈leven met〉 go about (with) ⇒ associate (with), 〈hanteren〉 handle, 〈hanteren〉 manage4 [omvallen] fall over ⇒ be/get knocked over, 〈informeel〉 go over5 [van mening veranderen] swing round♦voorbeelden:1 de hoek omgaan • turn the corner, go round the cornereen straatje/blokje omgaan • (go for a) walk around the block〈figuurlijk〉 wat gaat er in/bij hem om? • what's going on in his mind?〈figuurlijk〉 er gaat daar heel wat om • there's a lot going on there; 〈druk〉 it's very busy there; 〈handel〉 they do plenty of business there3 wij gaan niet met elkaar om • we have no contactzij kan goed met kinderen omgaan • she's good at managing children; 〈informeel〉 she's good with childrenzo ga je niet met mensen om • that's no way to treat peoplemet gevoelens omgaan • cope with feelings4 straks gaan de glazen nog om • next thing the glasses will get knocked over
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.